English Explanation

Explanatory comments in Nederlands on the Yearbook of International Organizations
This text last updated in 1997

OPGELET

  1. Inhoud:
    Het doel van het Jaarboek is alle "internationale organisaties" te behandelen, op basis van een brede waaier aan criteria. Er kunnen dus organen in voorkomen die er volgens engere definities niet in thuishoren, bijvoorbeeld omdat zij niet internationaal of niet belangrijk genoeg zijn. Zulke organisaties zijn toch opgenomen, om de gebruikers in staat te stellen hun eigen evaluatie te maken, volgens hun eigen criteria. Voor sommige gebruikers kunnen deze organen interessanter blijken.

  2. Bronnen:
    De organisatiebeschrijvingen in dit Jaarboek zijn gebaseerd op informatie uit uiteenlopende bronnen. Normaal gezien is voorkeur gegeven aan informatie die van de organisaties zelf verkregen werd. De uitgevers hebben echter hun uiterste best gedaan om deze informatie te toetsen aan andere bronnen (tijdschriften, officiële documenten, media, enz.),en hebben getracht mogelijke overdrijvingen (b.v. in verband met lidmaatschap, budget, relaties met andere organisaties, activiteiten) te ontdekken en te beperken.

  3. Evaluatie:
    Het wordt uiteindelijk aan de gebruikers van dit boekdeel overgelaten om de informatie die hier wordt weergegeven te evalueren. Zij kunnen op verschillende manieren in hun beoordeling worden geholpen: door het feit of al dan niet een volledige beschijving is opgenomen, door de hoeveelheid informatie die nuttig werd geacht voor de beschrijving, door de datum waarop de laatste informatie werd verkregen, en door het organisatietype (A tot F) dat na de datum is vermeld. Men moet er echter wel rekening mee houden dat sommige organisaties slechts op periodieke of onregelmatige basis volledig actief zijn, zoals bijvoorbeeld het geval is voor een vijfjaarlijks congres of bij reactie op een crisis.

  4. Verdachte organen:
    Sommige opgenomen organisaties worden als uiterst verdacht ervaren door andere organen, omwille van hun dubieus academisch aanzien of hun bedenkelijke waarden, of omdat ze als een bedreiging voor de publieke orde worden beschouwd. De uitgevers gaan niet uit van dergelijke beoordelingen, die kunnen worden tegengesproken door anderen. Een zeer kleine minderheid aan organen tracht echter te misleiden door valse beweringen, te bedriegen of zich te engageren in clandestiene operaties. In dit geval hebben de uitgevers getracht hiertegenover informatie te plaatsen die de aandacht op de bedenkelijke aspecten van deze organisaties kan vestigen. De uiteindelijke beoordeling is aan de gebruiker gelaten. Om verwarring te vermijden zijn schijnbare internationale organisaties die enkel bestaan voor de public relations van een individu, geïndexeerd maar niet beschreven.

  5. Herstructurering:
    De grootste en meest complexe organisaties bevinden zich tegenwoordig al snel in een continu proces van herstructurering. Dit bemoeilijkt het verkrijgen van up-to-date informatie. Het is vaak zo dat de informatieverantwoordelijken onvoldoende geïnformeerd zijn over de ingewikkeldheid van hun organisatie, of niet bereid zijn verantwoordelijkheid op te nemen voor meer dan enkele algemeenheden, of vinden dat ze onvoldoende autoriteit bezitten om informatie te verstrekken over een zich ontwikkelende, politiek gevoelige structuur. De uitgevers gebruiken daarom informatie uit een brede waaier aan bronnen om het meest adequate statische beeld te geven van wat essentieel een dynamische situatie is.

  6. Betrouwbaarheid van bronnen:
    Omdat de visie van de organisatie op zichzelf prioriteit heeft gekregen, en omdat secundaire bronnen die deze visie bevestigen niet altijd beschikbaar of betrouwbaar zijn, kunnen de uitgevers niet verantwoordelijk zijn voor onnauwkeurigheden die heruit voortkomen. De uitgevers verontschuldigen zich voor de ongemakken die hieruit zouden kunnen voortvloeien.

  7. Censuur:
    De gebruiker moet er zich van bewust zijn dat de uitgevers onder druk staan van sommige internationale organen om bepaalde categorieën informatie weg te laten. Redenen die worden gegeven voor deze druk zijn:

    1. het orgaan is geen "internationale organisatie", bijvoorbeeld omdat het een informeel netwerk is, of omdat het op een of andere manier transcendent is aan de wereldse organisatie van de internationale gemeenschap (zoals voor bepaalde religieuze organen);
    2. het orgaan is "van geen enkel belang" voor buitenstaanders (dit is bijvoorbeeld het geval voor sommige personeelsraden van belangrijke intergouvernementele organisaties);
    3. vermelding van het orgaan of van de relaties ervan trekt onwelkome aandacht (bijvoorbeeld in het geval van sommige militaire organen in landen die met terrorisme kampen);
    4. het vermelden van de leden van het orgaan kan dezen in problemen brengen (zoals het geval is voor sommige vakbonden met leden in landen met ernstige mensenrechtenproblemen);
    5. organisaties willen ongewenste post (vooral reclamedrukwerk)vermijden. In de meeste gevallen weerstaan de uitgevers aan deze druk; in sommige gevallen is de beschrijving anders verwoord om zo rekening te houden met de bekommernis van de betrokken organisatie. Geen enkele beschrijving werd weggelaten onder invloed van dergelijke druk.
  8. Namen van landen:
    De geografische namen die in dit boek worden gebruikt, werden gekozen met het oog op kortheid en algemeen gebruik. Indien mogelijk gebruikt men de naam van het land (of gebied) die de organisatie verkiest. Hierbij moest echter wel rekening worden gehouden met de standardisatienormen vereist voor de post of voor statistische doeleinden. Het is belangrijk te noteren dat sommige organisaties aandringen op de opname van bepaalde gebieden op dezelfde basis als landen, of van landen of gebieden die niet erkend zijn door andere organisaties. Het is niet de bedoeling van de uitgevers een positie in te nemen met betrekking tot de politieke of diplomatieke implicaties van het gebruik van bepaalde geografische namen of continentale groeperingen. De politieke activiteiten sinds 1990, met de hereniging van Duitsland, de fundamentele veranderingen in Oost-Europa en het conflict in Joegoslavië, hebben tot een aantal vragen geleid in verband met de organisatiebeschrijving. In het kort: de landen behouden hun oude naam wanneer wordt verwezen naar een datum voor de omwentelingen. Bijvoorbeeld onder de hoofding "Events": steden/gebeurtenissen waarnaar wordt verwezen voor 1991 behouden hun land als Duitse Democratische Republiek of Duitse Bondsrepubliek, terwijl voor latere data enkel naar Duitsland wordt verwezen. In adressen worden de landen met hun huidige naam aangeduid. Voor zover mogelijk werden de landen in ledenlijsten aangepast, uitgezonderd bij de intergouvernementele organen waarvan we geen bevestiging ontvingen wat betreft hun aanvaardingen van de aangepaste nationale vertegenwoordiging. Bijvoorbeeld, nieuwe onafhankelijke landen van de voormalige USSR zijn enkel aangeduid in "Membership" wanneer hun situatie op dit vlak duidelijk is uitgemaakt. Zoniet werd het bestaan van leden uit de voormalige USSR eenvoudig gesignaleerd. Zo kan er ook verwezen worden naar Joegoslavië als zijnde Bosnië-Herzegovina, Slovenië, Macedonië (de voormalige Joegoslavische Republiek van) en Joegoslavië (Servië en Montenegro); en naar Tsjechoslovakije als Tsjechische Republiek en Slovakije.

    Een andere groep in evolutie is de Europese Unie, voorheen de Europese Gemeenschap, en haar instellingen. Waar de nieuwe officiële titels bekend zijn, werden deze opgenomen; niet alle referenties in de tekst werden echter reeds geactualiseerd. Zo werden ook de leden van EU instellingen uitgebreid tot de huidige 15 EU-landen wanneer dit lidmaatschap werd bevestigd.

Inhoud van de organisatiebeschrijvingen

De organisatiebeschrijvingen in Boekdeel 1 zijn alfabetisch gerangschikt op de eerste naam van de organisatie. Deze is normaal gezien in het Engels, tenzij er geen officiële Engelse vertaling bestaat, of de activiteiten van de organisatie het gebruik van een andere taal vereisen. Elke beschrijving heeft ook een volgnummer, dat de alfabetische rangschikking volgt. De basisstructuur die wordt gebruikt om elke organisatie te beschrijven wordt hieronder uiteengezet. Sommige grote en complexe organisaties hebben vele semi-autonome onderafdelingen. Het is mogelijk dat deze onderafdelingen een aparte beschrijving hebben (gewoonlijk zijn ze dan opgenomen als Type E of K).

Een beschrijving kan bewust zijn ingekort wanneer:

  • om welke reden ook onvoldoende informatie werd bekomen, in het bijzonder wanneer de organisatie zich in de vormingsfase bevindt;
  • wanneer een korte vermelding volstaat om de aard van de organisatie te verduidelijken en uit te leggen waarom de beschrijving kort is of waarom de organisatie is weggelaten uit Types A tot D;
  • de organisatie blijkbaar inactief of opgeheven is.

Noteer dat de niet-gouvernementele organisaties van het Type E slechts met naam en adres zijn opgenomen.

  1. Organisatienummer

    Het nummer rechts van elke naam (b.v. *00234) is een volgnummer dat dient als vast referentiepunt voor de opeenvolging van de organisaties in deze editie van het Jaarboek. De indexen verwijzen naar dit nummer (om te vermijden dat de gebruiker een lange organisatienaam zou moeten onthouden). De volgorde van de organisaties heeft geen enkele speciale betekenis en is alfabetisch bepaald. Hetzelfde volgnummer is ook gebruikt in andere publicaties van de Unie der Internationale Verenigingen, namelijk:

    • International Congress Calendar (kwartaaltijdschrift)
    • Transnational Associations (tweemaandelijks tijdschrift)
  2. Organisatienaam

    De officiële Engelse naam komt gewoonlijk eerst, (eventueel) gevolgd door afkortingen of initialen. Daarna komen de Franse naam en initialen, en dan, wanneer beschikbaar, de Spaanse en Duitse namen en initialen. Wanneer nodig worden namen in andere talen eveneens vermeld. Zo kan bijvoorbeeld een Latijnse naam gebruikt worden in plaats van de Engelse. Wanneer een organisatie geen officiële naam in het Engels of het Frans heeft, kan het zijn dat er toch een wordt gegeven (tenzij de organisatie hier sterk tegen gekant is). In dit geval volgt een asterisk de onofficieel vertaalde naam. Organisaties kunnen in dit boekdeel worden opgezocht op basis van eender welke officiële naam of afkorting. Boekdeel 3 geeft een alfabetische lijst van de namen en bevat eveneens een rotatieve index waarmee alle betekenisvolle woorden in de Engelse en Franse namen kunnen worden opgezocht.

  3. Hoofdadres

    Het hoofdadres voor correspondentie is normaal gezien het kantoor van de secretaris-generaal of van de directeur en volgt onder de organisatienamen. Telefoon-, fax-, telexnummers en E-mail worden (wanneer beschikbaar) eveneens gegeven. De namen van personen die in het adres worden vermeld zijn ook opgenomen in de hoofdindex in Boekdeel 3. De adressen van de hoofdzetels zijn geïndexeerd per land in Boekdeel 2. De World Wide Web home page(s) van een organisatie worden na het adres gegeven, onder de hoofding "Electronic services".

  4. Secundaire adressen

    De statutaire zetels, continentale of regionale kantoren, informatiebureaus en andere correspondentieadressen worden beschouwd als secundaire adressen en zijn kleiner gedrukt. Ze zijn eveneens geïndexeerd per land in Boekdeel 2.

  5. Historiek / "Founded/Established"

    De datum en plaats van oprichting (of van "establishment" in het geval van intergouvernementele organisaties). Wanneer geen precieze datum bekend is, wordt de datum van de eerste Algemene Vergadering gebruikt. Andere informatie over de historiek en de veranderingen in structuur of naam van de organisatie wordt eveneens gegeven. De cursieve organisatienamen (meestal alternatieve of oude namen) worden geïndexeerd in Boekdeel 3. Wanneer een andere organisatie wordt aangehaald, dan wordt de naam ervan gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek. Dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken # en verwijst naar de organisatiebeschrijving. Wanneer geen beschrijving is opgenomen voor deze organisatie, wordt een korte verklarende noot gegeven ("inactief"; "conferentiereeks";"verdrag"; land van hoofdzetel, opzoekbaar in Boekdeel 2; "see:" het referentienummer van de moederorganisatie).

  6. Doel / "Aims"

    De belangrijkste doelstellingen zijn waar mogelijk samengevat op basis van de statuten van de organisatie. In sommige gevallen worden trefwoorden aangeduid in cursief. Deze worden dan gebruikt om de rangschikking van de organisatie in Boekdeel 3 te bepalen.

  7. Struktuur / "Structure"

    De sleutelorganen en commissies van organisaties worden opgesomd, samen met een indicatie van de frequentie van hun bijeenkomsten en van de samenstelling van het uitvoerend orgaan. Soms wordt de naam van een dergelijk orgaan cursief weergegeven en opgenomen in de hoofdindex van Boekdeel 3. Wanneer een andere organisatie wordt vermeld, dan wordt de naam ervan gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

  8. Talen / "Languages"

    Officiële talen en werktalen gebruikt door de organisatie. De "Official languages" zijn gewoonlijk deze die zijn gespecifieerd in de statuten van de organisatie.

  9. Personeel / "Staff"

    Aantal betaalde stafleden en vrijwilligers (wanneer beschikbaar).

  10. Financiering / "Finance"

    Bronnen van financiering en het jaarlijks budget (wanneer beschikbaar). De naam van een financierend orgaan kan vermeld zijn (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

  11. Consultatief statuut / "Consultative Status"

    Officieel erkende relaties met een belangrijke intergouvernementele organisatie. De naam of afkorting van ieder vermeld orgaan wordt gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

  12. IGO relaties / "IGO Relations"

    Speciale relaties met een intergouvernementele organisatie. De naam of afkorting van ieder vermeld orgaan wordt gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

  13. NGO relaties / "NGO Relations"

    Speciale (organieke of werk-) relaties met internationale niet-gouvernementele organisaties. De naam of afkorting van iedere vermelde organisatie wordt gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

  14. Activiteiten / "Activities"

    Samenvatting van de hoofdactiviteiten en -programma's. De nadruk wordt gelegd op de ontwikkelingsactiviteiten, wanneer deze er zijn. In sommige gevallen is de naam van een verwant orgaan cursief vermeld. Wanneer een andere organisatie wordt vermeld, wordt de naam ervan gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

  15. Evenementen / "Events"

    Datum en plaats van vroegere en toekomstige bijeenkomsten of andere gebeurtenissen (tentoonstellingen, seminaries, enz.). Raadpleeg het kwartaaltijdschrift International Congress Calendar voor meer details over de komende bijeenkomsten. Deze informatie werd ook samengebracht in twee speciale indexen per datum en per plaats van bijeenkomst (rechtstreeks beschikbaar bij de UIA).

  16. Publikaties / "Publications"

    Titels van belangrijke periodieke en niet-periodieke publicaties. De cursieve titels zijn opgenomen in Boekdeel 4 van het Jaarboek, "International Organization Bibliography Resources".

  17. Lidmaatschap / "Information Services"

    Namen van bibliotheken, databanken en consultatiediensten in het publicatiedomein die door de organisatieworden beheerd. Websites of andere home pages zijn na het adres van de organisatie vermeld.

  18. "Members"

    Categorieën van leden en aantal leden. Dit omvat, waar beschikbaar, ook de lijst van landen die vertegenwoordigd zjin of waar zich leden bevinden. Een index van vertegenwoordigde landen wordt apart gegeven in Boekdeel 2. Wanneer een andere organisatie wordt vermeld, wordt de naam ervan gegeven (gewoonlijk in het Engels), gevolgd door de afkorting (tussen haakjes) en het volgnummer ervan in dit Jaarboek; dit volgnummer wordt voorafgegaan door het teken #.

    Nota: De geografische namen die in dit boek worden gebruikt, werden gekozen met het oog op kortheid en algemeen gebruik. Wanneer mogelijk gebruikt men de naam van het land (of gebied) die de organisatie verkiest. Hierbij moest echter wel rekening worden gehouden met de standardisatienormen vereist voor de post of voor statistische doeleinden. Het is belangrijk te noteren dat sommige organisatie aandringen op de opname van bepaalde gebieden op dezelfde basis als landen, of van landen of gebieden die niet erkend zijn door andere organisaties. Het is niet de bedoeling van de uitgevers een positie in te nemen met betrekking tot de politieke of diplomatieke implicaties van het gebruik van bepaalde geografische namen of continentale groeperingen.

  19. "Date"

    Op het einde van de beschrijving bevindt zich rechts mogelijk een datum. Deze geeft de laatste datum weer waarop informatie werd ontvangen. Drie vormen werden gebruikt:

    • 1996.02.16 geeft aan dat de betrokken organisatie de beschrijving heeft nagekeken en op die datum heeft teruggestuurd;
    • 1995 geeft aan dat de betrokken organisatie de informatie niet recent heeft gecontroleerd, maar dat in dit jaar informatie werd verkregen uit een andere bron.
    • Data voor 1993 (of het ontbreken van een datum) kunnen worden geïnterpreteerd als een eerste aanwijzing dat de organisatie inactief begint te worden.

Na de datum volgt de letter die het organisatietype aangeeft.

Lettercodes:

sommige typecodes worden voorafgegaan door één of twee kleine letters. Deze hebben de volgende betekenis:

    b = bilateraal

    c = conferentiereeks

    d = ontbonden, inactief

    e = commerciële onderneming

    f = stichting, fonds

    j = onderzoeksinstelling

    n = voorheen internationaal orgaan, nu nationaal in omvang

    p = voorgesteld orgaan

    s = verdachte informatie

    v = enkel individuele leden

    x = geen recente informatie ontvangen

    y = internationale organisaties als leden

Bij Intergouvernementele organisaties wordt de typecode gevolgd door een asterisk ‘*’.

Organisatietypes

Inleiding

Momenteel worden de organisatietypes als volgt gecodeerd:

  • A = Federaties van internationale organisaties
  • B = Universele lidmaatschapsorganisaties
  • C = Intercontinentale lidmaatschapsorganisaties
  • D = Regionaal bepaalde lidmaatschapsorganisaties
  • E = Organisaties uitgaande van plaatsen, personen, andere organen
  • F = Organisaties van speciale aard
  • G = Internationaal-georiënteerde nationale organisaties
  • H = Ontbonden of schijnbaar inactieve organisaties
  • J = Recentelijk gerapporteerde niet-bevestigde organen
  • K = Subsidiaire en interne organen
  • N = Nationale organisaties
  • R = Religieuze ordes en seculaire instituten
  • S = Reeksen van autonome conferenties
  • T = Multilaterale verdragen en overeenkomsten
  • U = Momenteel inactieve niet-conventionele organen

De selectiecriteria voor organisaties van Types A tot D bleven dezelfde als in vroegere edities, alhoewel bijkomende richtlijnen werden ontwikkeld voor de toekenning van organisaties tot deze types. De ongewijzigde gemeenschappelijke criteria voor Types A tot D worden hieronder uiteengezet, gevolgd door een bespreking van de bredere criteria die van toepassing zijn voor Types E tot U.

Types A tot D: Conventionele organisaties

De benadering voor de selectie van organisaties voor opname in dit Jaarboek werd voor het eerst ontwikkeld door de Unie der Internationale Verenigingen voor de Annuaire de la Vie Internationale (1908-1909, 1910-1911). Ze werd na 1945 verder ontwikkeld voor de eerste edities van het Yearbook of International Organizations. De benadering werd bekrachtigd door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC) in 1950 en in 1953 (zie Appendix 10). Toen de Economische en Sociale Raad deze zaken in 1950 bestuurde, lichtte deze het onderscheid tussen intergouvernementele en internationale niet-gouvernementele organisaties als volgt toe:

  1. Gouvernementeel

    De visie van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties betreffende intergouvernementele organisaties ligt besloten in Resolutie 288 (X) van 27 februari 1950: "Elke internationale organisatie die niet werd opgericht door een intergouvernementele overeenkomst zal worden beschouwd als een niet-gouvernementele organisatie ten behoeve van deze regelingen". Deze Resolutie had betrekking op de uitvoering van Artikel 71 van het Handvest van de Verenigde Naties over het consultatief statuut van niet-gouvernementele organisaties, en werd aangevuld door Resolutie 1296 (XLIV) van 25 juni 1968: "...inbegrepen organisaties die leden accepteren die werden aangeduid door regeringsautoriteiten, op voorwaarde dat dergelijk lidmaatschap de vrije meningsuiting van de organisaties niet hindert". De zaak wordt bemoeilijkt door het feit dat, conform aan Artikel 12 van de reglementen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (dat aanleiding geeft tot Artikel 102 van het Handvest), het Secretariaat elk instrument publiceert (in de "UN Treaty Series") dat door een Lidstaat wordt ingediend, wanneer "voor zover die partij aangaat, het instrument een verdrag of een internationale overeenkomst is in de betekenis van Artikel 102" (Noot in de UN Treaty Series, Vol. 748). De termen "verdrag" en "internationale overeenkomst" werden noch in het Handvest noch in de reglementen gedefinieerd. Bovendien: "Het Secretariaat gaat er van uit dat haar activiteiten aan het instrument niet de status van verdrag of internationale overeenkomst toekennen wanneer het niet reeds die status heeft..." Deze moeilijkheid wordt nog vergroot door de vertragingen (vaak van vele jaren) vooraleer een verdrag wordt gepubliceerd in de "UN Treaty Series".

    Verdere complicaties komen voort uit:

    • het toenemend aantal "internationale overeenkomsten" waarin een of meer partijen een constituerende staat (b.v. Quebec) of een federaal staatssysteem (b.v. Canada) is; dit probleem werd niet opgelost door de Weense Conventie over de Wet over Verdragen (Wenen 1969);

    • de "bilaterisatie" van verdragen wanneer verschillende staten samenwerken om een andere staat te helpen onder een "multilateraal" vedrag dat door hen allen werd getekend;

    • overeenkomsten waarbij een van de partijen zelf een intergouvernementele organisatie is (waardoor de overeenkomst wordt "gemultilateraliseerd") die optreedt om een intergouvernementeel instituut op te richten in een bepaald land (waardoor de overeenkomst wordt "gebilateraliseerd"), waarvan de regering één van de partijen is voor deze overeenkomst (b.v. vele UNESCO overeenkomsten met individuele ontwikkelingslanden voor de oprichting van regionale onderzoekscentra);

    • overeenkomsten die worden getekend uit naam van nationale regeringsinstanties of departementen die, in het geval van zuiver technische zaken, de staat niet volledig kunnen engageren; de organisaties die hieruit onstaan kunnen zichzelf als "niet-gouvernementeel" definiëren.

    Daarom gaan de uitgevers er in de praktijk van uit dat een organisatie intergouvernementeel is wanneer ze is opgericht door de ondertekening van een overeenkomst die verplichtingen voortbrengt tussen regeringen, onafgezien of deze overeenkomst uiteindelijk wordt gepubliceerd of niet. Als een organisatie verklaart niet-gouvernementeel te zijn, dan wordt dit als dusdanig door de uitgevers aanvaard.

    Alle organisaties die werden opgericht door een overeenkomst tussen drie of meer staten zijn in het Jaarboek opgenomen. Conform Resolutie 334 (XI) van 20 juli 1950 (zie Appendix 10), werd overeengekomen met het VN Secretariaat in New York dat organen die voortkomen uit bilaterale overeenkomsten niet zullen worden opgenomen in het Jaarboek (alhoewel ze eventueel kunnen worden vermeld in Type G).

  2. Niet-gouvernementeel

    Het identificeren van niet-gouvernementele organisaties is zeer complex. Resolutie 288 (X) legt niet uit wat wordt bedoeld met de term "internationale organisatie". De ervaring van de uitgever heeft uitgewezen dat zeven aspecten uit het organisatieleven bepalend zijn als indicatoren voor de geschiktheid van een organisatie. Ze worden hier opgesomd.

  1. Doelstellingen

    De doelstellingen moeten echt internationaal van aard zijn, met de bedoeling activiteiten uit te breiden tot ten minste drie landen. Daarom zijn organen zoals de "International Action Committee for Safeguarding the Nubian Monuments" of de "Anglo-Swedish Society" niet opgenomen. Verenigingen die zich enkel wijden aan de herdenking van specifieke individuen zijn daarom eveneens ongeschikt, zelfs indien zij belangrijke bijdragen leverden tot de internationale gemeenschap.

  2. Leden

    Ten minste drie landen moeten individueel of collectief lid zijn van de organisatie en volledig stemrecht genieten. De organisatie moet toegankelijk zijn voor ieder individu of iedere eenheid die bevoegd is in het actiegebied ervan. Daarom zijn gesloten groepen uitgesloten. De situatie is soms ambigu wanneer slechts één lid per land door de organisatie wordt toegelaten, waardoor ze in feite gesloten wordt voor andere bevoegde groepen in dat land. De stemmingsprocedure moet zo opgesteld zijn dat geen enkele nationale groep de organisatie kan beheersen. Nationale organisaties die buitenlanders als leden aanvaarden zijn daarom uitgesloten, net als religieuze ordes, gemeenschappen die op hiërarchische basis worden geleid en informele sociale bewegingen.

  3. Structuur

    De reglementen moeten voor een formele structuur zorgen die leden het recht geeft regelmatig een leidend orgaan en bestuurders te kiezen. Er moet een permanente hoofdzetel zijn en uit de activiteiten moet een zekere continuïteit blijken. Daarom worden ad hoc committees of het organiserend committee van een enkele internationale bijeenkomst niet opgenomen, alhoewel permanente commissies die een serie van bijeenkomsten verbinden wel geschikt kunnen zijn.

  4. Bestuurders

    Het feit dat alle bestuurers gedurende een bepaalde periode eenzelfde nationaliteit hebben (om het beheer te vergemakkelijken), diskwalificeert de organisatie niet noodzakelijk. In dit geval zouden hoofdzetel en beheerders echter wel op regelmatige tussenpozen moeten worden afgewisseld tussen de landen die lid zijn.

  5. Financiën

    Tenminste drie landen moeten substantiële bijdragen aan het budget leveren. Vandaar de uitsluiting van de vele "internationale" unies en verenigingen die vanuit Noord-Amerika werken, met budgetten die nagenoeg volledig afkomstig zijn van leden van de V.S (zie Type G). Het doel van de organisatie is niet om winsten te maken die dan worden verspreid naar de leden. Organisaties die zijn opgericht om hun leden te helpen betere winsten of een betere economische situatie te bekomen, kunnen echter wel opgenomen worden (b.v. vakbonden of beroepsverenigingen); internationale ondernemingen, beleggingsmaatschappijen of kartels zijn wel uitgesloten. Het onderscheid tussen een beroepsvereniging en een kartel is vaak onduidelijk; in de praktijk worden de externe relaties van het orgaan gebruikt als richtlijn.

  6. Relaties met andere organisaties

    Entiteiten die formeel verbonden zijn met een andere organisatie zijn niet noodzakelijk uitgesloten, maar er moet bewijzen zijn dat ze een onafhankelijk leven leiden en hun eigen bestuurders kiezen. Interne of subsidiaire committees die aangesteld zijn door en rapporteren aan één van de structurele eenheden van een bepaalde organisatie zijn wel uitgesloten.

  7. Activiteiten

    Er moeten bewijzen zijn dat de organisatie effectief actief is; organisaties die meer dan 4 jaar inactief lijken te zijn worden uiteindelijk beschouwd als "ontbonden" of "inactief" (en overgebracht naar Type H, met de aanduiding "geen recente informatie").

  8. Andere criteria

    Er wordt niet getracht het "belang" van een organisatie in te schatten, noch in termen van het aantal leden, noch wat betreft het aantal activiteiten of het financieel vermogen ervan. Er worden geen organisaties uitgesloten op politieke of ideologische gronden, en evenmin wordt rekening gehouden met het interesse- of werkdomein van de organisaties. De geografisch ligging van de hoofdzetel en de terminologie gebruikt in de naam van de organisatie ("committee", "raad", enz.) worden eveneens als irrelevant beschouwd. Organisaties waarvan de naam een bepaalde specialisatie aanduidt (b.v. "stichting", "tribunaal") worden echter in Type F geplaatst.

Types E tot H en N: Andere organen

Organisaties die uit Types A tot D werden weggelaten, werden in Types E tot H of N opgenomen om een van de volgende redenen:

  1. wanneer de beschikbare informatie ontoereikend is, maar laat vermoeden dat de organisatie (na het bekomen van verdere informatie) in Types A tot D zou kunnen worden opgenomen;

  2. wanneer de informatie die algemeen beschikbaar is over de organisatie (b.v.in de media) de indruk wekt (b.v. door de keuze van de naam of het imago dat door de organisatie wordt opgehouden) dat de organisatie conform is aan de hoger vermelde criteria, wanneer andere informatie in feite aangeeft dat dit niet het geval is;

  3. wanneer het een bilaterale gouvernementele organisatie is die kan worden verward met multilaterale organen;

  4. wanneer het mogelijk is dat informatie over het bestaan van een organisatie (b.v. registratie in regeringsbulletins, sponsoring, een bijeenkomst) niet wordt bevestigd door reële activiteiten;

  5. waneer een organisatie die voorheen in Types A tot D werd geclasseerd na enkele jaren slechts beperkt of helemaal niet actief blijkt te zijn;

  6. wanneer het secretariaat niet permanent is of regelmatig verandert van adres (waardoor weinig continuiteit bestaat voor de administratie), zodat het voor andere organisaties in hetzelfde domein moeilijk is het contact met de organisatie te behouden en er weinig bewustzijn is van het bestaan ervan;

  7. wanneer een organisatie regelmatig in gespecialiseerde repertoria of intergouvernementele studies als "internationaal" wordt bestempeld, of ze haar uiterste best doet om dit imago op te houden;

  8. wanneer de informatie over de organisatie erop wijst dat ze ten behoeve van gebruikers van een repertorium van "internationale" organisaties zou moeten worden opgenomen.

Het effect van dit beleid op elk van de eerder beschreven organisatiekenmerken is hieronder weergegeven.

  1. Doelstellingen

    Een organisatie wordt opgenomen wanneer de naam ervan erop wijst dat haar doelstellingen internationaal van aard zouden kunnen zijn. Dit geldt zelfs wanneer de activiteiten ervan slechts betrekking hebben op een specifiek subnationaal geografisch gebied of op de voorkeursrelatie tussen een bepaald land en één of meerdere andere landen. Organisaties die duidelijk bilateraal zijn, werden uitgesloten (tenzij het intergouvernementele organen zijn), alhoewel nationale of bilaterale organisaties met een internationaal programma (b.v. hulpprogramma's) wel opgenomen kunnen zijn. Organisaties waarvan de titel de naam van een individu, een andere organisatie of een plaats bevat, wordt in Type E opgenomen (zelfs indien ze anders zou zijn beschreven in Types A tot D).

  2. Leden

    Wanneer de naam van een organisatie suggereert dat de leden ervan internationaal zouden kunnen zijn, dan wordt ze opgenomen. Organen die duidelijk nationaal van aard zijn, werden echter uitgesloten, zelfs wanneerze buitenlandse leden hebben (uitgezonderd wanneer dergelijke organen door een intergouvernementele organisatie worden erkend als zijnde van internationaal belang voor consultatie). Er wordt geen rekening gehouden met de manier waarop leden deelnemen aan de controle van de organisatie, als ze dat al doen. Organisaties zonder leden kunnen daarom wel worden opgenomen.

  3. Stuctuur

    Er wordt geen rekening gehouden met de formele structuur van een organistaie (voor zover er een bestaat). Informele sociale bewegingen en ad hoc organen worden echter uitgesloten, tenzij er een permanent kantoor en een continuïteit van meer dan een jaar is. Een reeks periodieke bijeenkomsten kan worden opgenomen als een "onregelmatig" orgaan.

  4. Bestuurders

    Er wordt geen rekening gehouden met de nationaliteit van de verkozen of aangestelde bestuurders van de organisatie.

  5. Financiën

    Er wordt geen rekening gehouden met de bron van inkomsten van de organisatie. Nationale stichtingen die internationale fondsen verspreiden kunnen daarom worden opgenomen. Organisaties met winstoogmerk worden enkel opgenomen wanneer hun naam suggereert dat ze niet winstgevend en internationaal van aard zijn; multinationale staatsondernemingen worden opgenomen. Lijn-, scheeps-, of vrachtconferenties worden enkel opgenomen wanneer de naam ervan kan worden verward met deze van een conventionele organisatie.

  6. Relaties met andere organisaties

    Organen die een speciale organieke of wettelijke relatie hebben met een andere organisatie (waardoor zij eventueel zijn opgericht) worden eerder hier opgenomen dan in Types A tot D. Dit is in het bijzonder het geval voor officiële en regionale organen van grote organisaties, maar normaal gezien enkel wanneer de naam doet vermoeden dat het onafhankelijke organisaties zijn, of wanneer de graad van autonomie ervan niet duidelijk is. Internationale niet-gouvernementele organen die speciaal werden opgericht om commerciële, industriële of professionele belangen binnen een Gemeenschappelijke Markt (zoals b.v. de Europese Unie) te coördineren, worden hier om twee redenen opgenomen: ten eerste, de niet-gouvernementele organen verliezen hun internationaal karakter naarmate deze gemeenschappen opkomende federaties vormen; ten tweede, sommigen zijn niet meer dan subcommittees van andere (grotere) organen.

  7. Activiteiten

    Er moeten bewijzen zijn dat de organisatie effectief actief is; organisaties die vroeger in Types A tot D opgenomen waren maar die sindsdien inactief zijn geworden of werden opgeheven, zijn echter wel opgenomen. Organisaties in het proces van oprichting kunnen eveneens worden opgenomen.

  8. Andere criteria

    Zoals het geval is voor Types A tot D, wordt ook hier niet getracht het "belang" van een organisatie in te schatten, noch in termen van het aantal leden, noch wat betreft het aantal activiteiten of het financieel vermogen ervan. Er worden geen organisaties uitgesloten op politieke of ideologische gronden, en evenmin wordt rekening gehouden met het interesse- of werkdomein van de organisaties. De geografisch ligging van de hoofdzetel en de terminologie gebruikt in de naam van de organisatie worden eveneens als irrelevant beschouwd. In het bijzonder: :

  • alle organisaties die de naam van een andere organisatie, een plaatsnaam, of een persoonsnaam in hun titel hebben worden opgenomen in Type E (met uitzondering van sommige intergouvernementele organen);
  • alle banken, stichtingen en fondsen bevinden zich in Type F;
  • organisaties met de naam van een heilige in hun titel (tenzij het religieuze ordes zijn, aangezien die worden opgenomen in Type R) en organisaties met een onconventionele structuur worden opgenomen in Type F.

Type R, S en T: Speciale types

  1. Type R:  Wordt gebruikt voor religieuze ordes, broederschappen en bewegingen (waarvan sommige in vorige edities werden opgenomen in Type F).

  2. Type S:  Gebruikt voor internationale conferentiereeksen die een aparte naam hebben en een vastgestelde periodiciteit, en die niet de verantwoordelijkheid zijn van een specifieke permanente organisatie. Deze zouden als substituten voor organisaties kunnen functioneren.

  3. Type T:  Gebruikt voor multilaterale verdragen en overeenkomsten die geen aanleiding hebben gegeven tot een beherende intergouvernementele organisatie. Deze organisatiesubstituten kunnen worden beschouwd als "geautomatiseerde organisaties".

Types J, K en U: Bijkomende informatie

Deze types werden geïntroduceerd als een aanvullende gids voor gebruikers.

  1. Type J:  Geeft de namen van ogenschijnlijk internationale organisaties waarvan de oprichting recent werd gerapporteerd of voorgesteld, maar waarover geen verdere informatie werd bekomen.

  2. Type K:  Geeft belangrijke eenheden binnen een aantal complexe internationale organisaties aan. Ze kunnen een zekere mate van autonomie hebben en zouden in Type E (of eventueel Type F) zijn opgenomen indien meer informatie beschikbaar was of indien ze meer onafhankelijke activiteiten hadden.

  3. Type U:  Geeft de namen van organisaties die voorheen in Types E tot G waren geclasseerd maar waarvan geweten is dat ze ontbonden zijn of waarvan sinds verschillende jaren niets meer werd gehoord. Nationale organisaties met "internationale" namen waarvan de activiteiten gestopt zijn, kunnen eveneens hier zijn opgenomen.

Van de niet-gouvernementele organisaties in Type E en van alle Type R organisaties zijn enkel de adressen opgenomen; ze hebben dus geen volledige beschrijving. Organisaties in Types G, H, J, K, S en T zijn enkel opgesomd; er werd eveneens geen beschrijving voorzien. Intergouvernementele organisaties van het Type U zijn opgesomd. Andere organisaties van Type U en Type N organisaties werden in deze editie niet opgenomen, tenzij voor statistische doeleinden.